Vrije meningsuiting: de sleutel tot wetenschappelijke vooruitgang

Gepubliceerd op 2 februari 2025 om 22:55

Vrije meningsuiting wordt als een hoeksteen van een vrije en verlichte samenleving beschouwd. Volgens George Orwell betekent vrijheid het recht om mensen te vertellen wat ze niet willen horen. Of in het welbekende origineel: 'If liberty means anything at all, it means the right to tell people what they do not want to hear', (The Freedom of the Press, 1944). Dit principe is niet alleen belangrijk in de politiek en het dagelijkse leven, maar ook in de wetenschap. Maar is een zekere begrenzing van die vrijheid soms ook heilzaam?

Gastritis door Helicobacter Pylori, PathoCC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

 

Enkele jaren geleden al, benadrukte Adam Perkins, een docent Neurobiology of Personality aan King’s College Londen, in Quillette dat wetenschap niet alleen gaat over experimenten en gegevensverzameling, maar vooral over de strijd tussen rivaliserende narratieven. Hij verwijst naar het voorbeeld van de Australische artsen Robin Warren en Barry Marshall. In de jaren zeventig vermoedden zij dat bepaalde maagproblemen veroorzaakt werden door de bacterie Helicobacter pylori, in plaats van door stress zoals destijds algemeen werd aangenomen. Gefrustreerd door de scepsis van het academische establishment en de moeilijkheden om zijn artikels daarover gepubliceerd te krijgen, dronk Marshall in 1984 bij wijze van experiment zelf een cultuur van de Helicobacter pylori. Vervolgens ontwikkelde hij een gastritis die genezen werd met antibiotica.

En daarmee was de kous af. Of tenminste: dat zou men denken. Duidelijker bewijs dat Marshall en Warren gelijk hadden, kon er immers niet geleverd worden. Maar wetenschappers zijn ook maar mensen. Het is helaas zo dat zelfs in wetenschappelijke domeinen waar experimenten duidelijke antwoorden kunnen bieden, oppositie vaak hardnekkig blijft. De natuurkundige Max Planck merkte dan ook op dat 'nieuwe wetenschappelijke waarheden vaak pas geaccepteerd worden wanneer hun tegenstanders uitsterven'. Dus de tegenkanting tegen Marshall en Warren ging gewoon door. Pas ruim twintig jaar later, in 2005, kregen zij hun verdiende erkenning met een gezamenlijke Nobelprijs in de Fysiologie of Geneeskunde. 

Mendel versus Lysenko 

Het is een heilzame les dat Warren en Marshall zelfs in een maatschappij die vrije meningsuiting toestaat moeite hadden om hun resultaten te publiceren. Als hun tegenstanders de juridische macht hadden gehad om hen het zwijgen op te leggen, zou het nog langer geduurd hebben voordat hun doorbraak klinisch geaccepteerd was. Er zouden dan nog meer mensen onnodig geleden hebben onder een maagziekte die snel en eenvoudig genezen had kunnen worden met een antibioticakuur, aldus Perkins. 

Maar in de wetenschap is het zelden het geval dat - zoals bij Warren en Marshall - één experiment een definitief antwoord kan bieden. Dan is het des te belangrijker dat geen partij de mond gesnoerd kan worden in het wetenschappelijke debat. Want dat verhindert de vooruitgang, of erger: dan gaat de samenleving achteruit. Dat gebeurde bijvoorbeeld met de Mendeliaanse theorie van de genetica. Bij het begin van de twintigste eeuw was de theorie dat verworven eigenschappen kunnen worden geërfd al even uit de mode. Onder andere het onderzoek uit de jaren 1880 door August Weismann had daarvoor gezorgd. Weismann voerde een experiment uit waarbij hij de staarten van 68 witte muizen amputeerde over 5 generaties. Maar hij ontdekte dat er geen muizen zonder staart of met een kortere staart werden geboren. Deze bevindingen en andere leidden tot de wijdverspreide acceptatie van de Mendeliaanse genetica. Helaas was de Mendeliaanse genetica onverenigbaar met de socialistische ideologie, dus werd ze in de jaren 1930 in de Sovjet-Unie vervangen door Trofim Lysenko's idee dat verworven eigenschappen worden geërfd. Wetenschappers die het niet eens waren met Lysenko, werden opgesloten of geëxecuteerd. Het gevolg was dat de Sovjet-landbouw instortte en miljoenen mensen verhongerden.

Feitelijke basis

De vraag is natuurlijk: kan een teveel aan vrije meningsuiting ook niet leiden tot schadelijke desinformatie en misinformatie? De medische sector is daarvan een mooi voorbeeld. Denken we onder andere aan de alternatieve kankertherapieën die al heel wat slachtoffers gemaakt hebben. Interessant met betrekking tot de geneeskunde is een arrest van 12 december 2024 van het Hof van Cassatie. Een arts had een artikel gepubliceerd waarin hij kritisch was tegenover de maatregelen tegen de verspreiding van COVID-19. Hij had daarvoor een tuchtsanctie (de waarschuwing) van de Orde der artsen gekregen. Het arrest van het Hof van Cassatie vernietigde de sanctie en stelde dat de Orde der artsen deze vrijheid niet zomaar mag beperken, ook niet in een debat van algemeen belang en bij gebrek aan wetenschappelijke zekerheid. Er is wel een belangrijke voorwaarde: de meningsuiting moet gebaseerd zijn op een voldoende feitelijke basis. Een uittreksel uit het arrest: 

Artikel 10.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bepaalt dat een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om een ​​mening te koesteren en om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen en mee te delen zonder inmenging van overheidsinstanties.

Artikel 10.2 van dit Verdrag bepaalt dat de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting, die plichten en verantwoordelijkheden met zich meebrengt, onderworpen kan worden aan bepaalde beperkingen of sancties, voorzien bij wet, die noodzakelijke maatregelen vormen in een democratische samenleving, met name ter bescherming van gezondheid.

Overeenkomstig artikel 19 van de Grondwet is de vrijheid van meningsuiting in alle aangelegenheden gewaarborgd, behalve wat betreft de bestraffing van misdrijven die bij de uitoefening van deze vrijheid worden gepleegd.

Beperking van de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting is in een democratische samenleving noodzakelijk wanneer deze beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte, op voorwaarde dat de evenredigheid tussen de gebruikte middelen en het nagestreefde doel in acht wordt genomen en dat de beperking gerechtvaardigd is door relevante en voldoende redenen.

Indien de betwiste verklaring neerkomt op een waardeoordeel, kan geen bewijs van de juistheid ervan worden verlangd en is de evenredigheid afhankelijk van het bestaan ​​van een voldoende feitelijke basis voor die verklaring.

Bovendien mag de vrijheid van meningsuiting in een debat van algemeen belang niet beperkt worden tot de presentatie van algemeen aanvaarde ideeën; Het omvat ook de verspreiding van informatie die kwetst, schokt of verontrust op plekken waar de zekerheid ontbreekt.

Hieruit volgt dat een overheidsinstantie, en met name een disciplinaire instantie, de vrijheid van een persoon om een ​​waardeoordeel te uiten in een debat van algemeen belang, waar zekerheid ontbreekt, niet mag beperken, behalve op voorwaarde dat: het niet is gebaseerd op een voldoende feitelijke basis; Zij kan, voor het onderzoek naar deze voorwaarde, het uitgesproken waarde-oordeel niet vervangen door een ander waarde-oordeel dat zij de voorkeur geeft.

 

Dr. Astrid Elbers

Universiteit Antwerpen

De auteur is kernlid van Hypatia