God op de campus?

Gepubliceerd op 30 september 2024 om 15:47

Eind september. Dat is elk jaar de herinnering aan de zomer, maar ook intellectuele brandstof, want ieder jaar weer laten onze rectoren, de CEO’s van onze grootste intellectuele bedrijven, hun licht schijnen op allerlei samenlevingsproblemen.

 

Dit jaar kruisten VUB-rector Jan Danckaert en KUL-rector Luc Sels hoffelijk, als heren van stand, de degens over de plaats van religies aan de universiteit. Mag God aanwezig zijn op de campus, en zo ja, hoe moet die aanwezigheid dan ingevuld worden?

Moet God (of de goden) er alleen maar bestudeerd worden of mag God er ook aangeleerd worden? Wat als er meerdere goden op de campus opduiken? Moet de ene dan wijken voor de andere, of komt er dan een compromis-campus-god?

Rectorenduel

Boeiende vragen waarop Danckaert en Sels een verschillend antwoord geven. De VUB-rector is bezorgd over de toenemende religieuze invloed aan zijn alma mater.

Hij heeft het daarbij niet over de geloofsovertuigingen en geloofsuitingen van zijn studenten. Die zijn vrij, zoals het aan een vrije universiteit betaamt. Hij is er evenwel niet voor te vinden dat de universiteiten zelf godsdienstbeleving faciliteren, met gebedsruimtes bijvoorbeeld.

Ook is hij bezorgd over het feit dat men om religieuze redenen weigert voorschriften na te leven die nochtans om wetenschappelijke en veiligheidsredenen noodzakelijk zijn, zoals het dragen van een hemd met korte mouwen bij bepaald labowerk.

Kortom, volgens Danckaert mogen levensbeschouwingen en religies vrij bloeien aan zijn universiteit, maar religieuze voorschriften mogen de universitaire missie niet in de weg staan.

Handen af van de wetenschapsbeoefening

Niemand, zelfs rector Sels niet, zal ontkennen dat de VUB het recht heeft aan deze afstandelijkheid tegenover militante religieuze tendensen vast te houden.

De hamvraag is evenwel of de houding van Danckaert specifiek is voor de VUB en zijn vrijzinnige traditie, dan wel of het de houding van elke universiteit — die naam waardig — is. Die vraag is dus ook relevant bij universiteiten die zich niet op een specifiek vrijzinnige traditie beroepen.

Zo is ook aan de UGent, een universiteit zonder religieus-levensbeschouwelijke stempel, de vraag naar ‘gebedsruimtes’ opgedoken. Met enige zin voor semantische handigheid werden dat dan stiltekamers of prikkelarme ruimtes. Iedereen tevreden.

De moslims omdat ze in de stiltekamers de profeet misschien kunnen ontmoeten. De vrijzinnigen omdat het over stilte en niet over God gaat. Of veel studenten deze prikkelarme ruimtes bezoeken weet ik niet, maar mijn vermoeden is dat hun voorkeur steevast blijft uitgaan naar prikkelrijke ruimtes aan de Overpoort, de liederlijke uitgangsbuurt.

‘The big melting pot of God’

In wollige softietaal schetst Sels hoe zijn alma mater de diversiteit en inclusie van religieuze stromingen opvangt. Zijn taal is zo zoetgevooisd dat men zich bijna een schurk voelt door ertegenin te gaan.

Al is dat misschien de bedoeling. Volgens Sels kiezen studenten wijd en zijd voor zijn instelling omdat alle religieuze stromingen daar in peis en vree hun eigenheid kunnen beleven. KUL: ’the big melting pot of God’.

Hopelijk kan de rector deze stelling empirisch staven. Anders prevaleert toch sterk het vermoeden dat de KUL-keuze van de studenten is ingegeven door de wetenschappelijke reputatie van deze instelling. Tot mijn groot verdriet is de KUL trouwens mijn eigen UGent voorbijgestoken in de Shanghai-ranking en staat de instelling nu te boek als de beste Belgische universiteit.

Polarisering

Sels verwijt Danckaert dat hij religies associeert met polarisering. Hij dwaalt. Danckaert heeft het immers niet over religies als zodanig, maar over de spanningen die sommige zeer dogmatische geloofshoudingen oproepen ten opzichte van wetenschapsbeoefening. Dat hij daar niet wil van wegkijken strekt Danckaert eerder tot eer, dan dat het een reden voor ‘verontrusting’ zou zijn.

Hoe worden in ’the big melting pot of God’ de mogelijke spanningen die uit diversiteit en inclusie kunnen opstaan weggewerkt? Sels lanceert hiervoor twee toverwoorden: samen en harmonie.

Samen tot God

‘Samen’ verwijst naar de praktijk van gezamenlijke interreligieuze ontmoetingen zoals gemeenschappelijke diensten en gebedsbijeenkomsten. In hoeverre daardoor de identiteit van de katholieke instelling nog kan worden gehandhaafd, laten we in het midden.

Misschien een goede vraag om aan de paus voor te leggen bij zijn bezoek. Of ook meer radicale militanten van een andere godsdienst, om hem niet te noemen, hierdoor vertederd zullen geraken, is niet helemaal zeker.

Harmonie

Harmonie wordt bevorderd door een beroep te doen op bemiddeling. Sels geeft het voorbeeld van vrouwonvriendelijke uitspraken in de studentenmoskee. Deze werden via bemiddeling opgelost.

Hij zegt er evenwel niet bij wat het resultaat is van deze bemiddeling. Hebben de studenten hun vrouwonvriendelijke uitspraken ingetrokken of werd overeengekomen dat de katholieken zich bij die vrouwonvriendelijke uitspraken aansluiten? Kwestie van de meningen te ‘harmoniseren’?

‘Pragmatiek’

Volgens Sels overheerst in de KUL de pragmatiek boven principiële stellingnames. Pragmatiek blijkt een codewoord te zijn voor toegeeflijkheid. Met dat laatste is niets mis als de toegeeflijkheid wederzijds is.

Maar in een relatie tussen een partij met gematigde en genuanceerde overtuigingen en een partij met fanatieke en simplistische overtuigingen komen de toegevingen meestal van de eerste. Pragmatiek wordt dan ‘soumission’.

Sels moet er bovendien op letten dat een katholiek student met eigentijdse overtuigingen zich op den duur niet beter thuis gaat voelen aan de VUB dan aan de pauselijke KUL.

 

Em. prof. dr. Boudewijn Bouckaert

Universiteit Gent

De auteur is kernlid van Hypatia

Deze tekst verscheen eerder op Doorbraak.