Master in Gender en Diversiteit: wetenschap of ideologie?

Gepubliceerd op 1 mei 2024 om 19:59

Sinds het academiejaar  2014-2015 wordt in Vlaanderen de Master in Gender en Diversiteit aangeboden, een gemeenschappelijk initiatief van de vijf Vlaamse universiteiten. De opleiding ligt in de lijn van de talloze Studies die in de Verenigde Staten al ongeveer veertig jaar als paddenstoelen uit de grond rijzen: Gender Studies, Ethnic Studies, Gay Studies, Fat Studies, Animal Studies, Critical White Studies etc. Bij ons zijn ze de laatste jaren aan een opmars bezig. Onder andere filosofe Nadia Geerts bespreekt dit fenomeen in haar recente boek Woke ! La tyrannie victimaire. Dergelijke studiegebieden focussen vaak op minderheden of groepen die zich gediscrimineerd voelen. Dat maakt ze natuurlijk op zich niet onwetenschappelijk of oninteressant. Degelijke analyses van mechanismen van structurele achterstelling bijvoorbeeld, kunnen ons heel wat leren over hoe de wereld in elkaar zit.

Afbeelding gemaakt met Microsoft Designer Image Creator

 

Het probleem met deze studies is echter dat ze meestal weinig geïnteresseerd zijn in hoe de wereld is, maar voorschrijft hoe de wereld zou moeten zijn. Ideologie verpakt als wetenschap dus.   

Het volgende voorbeeld mag dat illustreren. Recent kwamen we de masterthesis voor de Master in Gender en Diversiteit op het spoor van Rylan Verlooy, getiteld Anti-Gender Actors in Belgium (Universiteit Gent, 2023). Deze antigenderactoren richten hun pijlen volgens Verlooy op het volgende:

  1. gender: dat is volgens antigenderactoren geen wetenschappelijk concept, maar een ideologie.
  2. seksuele en reproductieve rechten: antigenderactoren zijn tegen abortus, tegen ouderschap en adoptie door holebi’s, tegen ivf door holebi’s etc.
  3. seksuele opvoeding voor kinderen: volgens antigenderactoren zou seksuele voorlichting de geest van kinderen corrumperen en afwijkend seksueel gedrag veroorzaken.
  4. LGBT+-rechten: antigenderactoren zijn niet alleen tegen adoptie en reproductieve rechten van LGBT+-mensen, maar veroordelen soms zelfs relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht of transgenderidentiteiten.

De thesis geeft eerst een oppervlakkig theoretisch kader, vervolgens een algemeen overzicht van antigenderactoren en zoomt tot slot in op België. De manier waarop Verlooy de Belgische situatie beschrijft ­– het centrale thema van zijn thesis – laat echter te wensen over. Er is geen sprake van een analytisch kader, enkel van een heel oppervlakkige opsomming van wat de auteur als ‘antigenderactoren’ ziet. Daarbij gooit hij de meeste uiteenlopende groepen en individuen op een hoopje, zonder enig gevoel voor contextualisering. Zelf gebruikt hij de metafoor van gender dat zou fungeren als ‘symbolische lijm’ tussen al deze uiteenlopende actoren.

 

Politieke ‘antigenderactoren’

Een eerste categorie die Verlooy onderscheidt zijn politieke actoren, namelijk extreemrechtse partijen, zoals N-VA en Vlaams Belang. Ten eerste kunnen we N-VA bezwaarlijk extreemrechts noemen. Als voorbeeld van een antigenderactor van N-VA noemt Verlooy partijvoorzitter Bart De Wever. Bizar. Als overtuigd verlichtingsdenker spreekt Bart De Wever zich geregeld lovend uit over de vooruitgang die onze samenleving gemaakt heeft in de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, de acceptatie van homoseksualiteit etc. Maar zijn boek over woke (2023) is dan blijkbaar de boosdoener. Daarin zou De Wever ‘kritiek geven op bewegingen en instituten die de gendergelijkheid promoten’ (p. 24). Dat klopt inderdaad. Maar wanneer we die kritiek lezen, zien we dat die onder andere gaat over de concrete werking van bijvoorbeeld het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. Neem de zaak Bart De Pauw. Daarover schrijft De Wever ‘(…) dat een door de overheid gefinancierde instelling, in casu het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, burgerlijke partijen heeft gemobiliseerd en hun proceskosten financierde om een particuliere burger te laten veroordelen tegen wie tot dan geen enkele strafklacht was neergelegd, zou toch minstens zeer grote vragen moeten oproepen over de rol van de overheid in de rechtsstaat.’ (E-book, 53,5%) Dat is een terechte juridische bedenking die niets met ‘antigender’ te maken heeft.

Vervolgens vermeldt Verlooy enkele leden van het Vlaams Belang als antigenderactoren, bijvoorbeeld Dries Van Langenhove. Dries Van Langenhove is ook de leider van Schild & Vrienden, de organisatie waarvan de leden recent veroordeeld werden voor onder andere het delen van racistische, seksistische en negationistische memes in besloten chatgroepen.

Zelfs met de zogezegde ‘symbolische lijm’ van gender is het ons een raadsel wat de in welk opzicht Dries Van Langenhove en Bart De Wever met elkaar te vergelijken zouden zijn.

 

Academische ‘antigenderactoren’

Naast politieke actoren zijn er de academici, aldus Verlooy. En daar duikt Walter Weyns op, hoogleraar sociologie aan de Universiteit Antwerpen en auteur van het boek Wie wat woke? (2021). Weyns is volgens Verlooy een antigenderactor omdat hij zich afvraagt of transjongeren hun eigen identiteit wel kunnen bepalen. Wat we daadwerkelijk lezen in het boek van Weyns is ‘Was het niet lichtzinnig om kinderen te laten ‘beslissen’ over hun gender? Vanaf welke leeftijd moest je, wanneer een kind besliste om een transgenderidentiteit aan te nemen, starten met een hormonenbehandeling? Veel vragen en onzekerheden dus (…)’. (E-book, 64,8%). Inderdaad, veel vragen en onzekerheden waar ook de wereld van (medische) hulpverleners van trans personen – gelukkig – van wakker lag en ligt. Maar deze vragen durven stellen, maakt iemand meteen een ‘antigenderactor’ volgens Verlooy.

Ook zou Weyns ‘de definitie’ van intersectionaliteit ‘verkeerd interpreteren’. Een loze opmerking, omdat dé definitie van intersectionaliteit nu eenmaal niet bestaat. Ook Verlooy geeft er overigens geen. (Bij intersectionaliteit of kruispuntdenken wordt ervan uitgegaan dat mensen gediscrimineerd kunnen worden op basis van meerdere gronden of identiteitskenmerken die elkaar ‘kruisen’, op elkaar inwerken en bijgevolg ook in hun geheel bekeken moeten worden. Zo kan je gediscrimineerd worden als vrouw én lesbienne én moslim etc.) Intersectionaliteit beantwoordt de vraag: wie is het grootste slachtoffer?, aldus Weyns. Maar dat klopt niet, volgens Verlooy. Nochtans is dat precies wat veel prominente aanhangers van het kruispuntdenken, bijvoorbeeld de antropologe em. prof. dr. Gloria Wekker, zelf ook doen. Voor Wekker bevindt ‘de witte Nederlander’ zich namelijk altijd in een geprivilegieerde positie. Zie bijvoorbeeld de vergelijking die zij maakt tussen zwarte en blanke homoseksuelen in haar boek White Innocence (2016).

Tot slot bestempelt Weyns de performatieve gendertheorie van hoogleraar politieke theorie, vergelijkende literatuurwetenschap en filosofie Judith Butler als woke en reduceert hij ze daarmee ten onrechte tot een ideologie in plaats van een wetenschap, aldus Verlooy. Nergens legt hij echter uit waarom de kritiek van Weyns onterecht zou zijn. Nochtans is kritiek op Butler al decennialang legio. Zopas verscheen er in The Economist nog een recensie over Butlers nieuwe boek Who’s Afraid of Gender (2024). De recensie  bekritiseert haar blinde vlekken en het ideologische in plaats van wetenschappelijke karakter van haar werk. Butler heeft zeker haar verdiensten waar ze wijst op de morele paniek die discussies over ‘gender’ teweeg kunnen brengen bij politiek rechts en vestigt ook de aandacht op mensen die worstelen met dysforie. Het probleem is echter dat Butler al snel het pad van de homorechten verlaat en in een ‘ideologisch konijnenhol’ verdwijnt. Het resultaat is een mengsel van ongenuanceerde provocaties, opgediend met een flinke portie postmoderne woordenbrij, aldus de auteur. Dat schaadt de doelen waar Butler ooit voor stond. Niet alleen conservatieven en populisten, maar ook liberalen raken steeds meer vervreemd. ‘Wie is er bang voor gender?’ is de verkeerde vraag. Waar een groeiend aantal liberalen tegen is, is niet zo’n abstract zelfstandig naamwoord, maar de gevolgen van het verwarde denken dat eigen is aan Butler.

Een raadsel is ook waarom bij de categorie academici in Verlooy’s thesis onze organisatie Hypatia vermeld wordt in deze thesis. Over Hypatia schrijft de auteur: ‘One recently founded organization is very vocal in public debates on ‘woke’, gender, and transgender topics. Hypatia is an independent collective of academics who are worried that ‘woke-culture’ threatens academic freedom. Their goal is to protect academic freedom from ideologic influences by offering a contact point for ‘woke incidents’ at the university, publish blogs and book reviews to inform people on ‘woke-ideology’, and function as a interlocutor of universities (…) (p. 25-26). Next to communicating through their own platforms, they also send in opinion pieces and reader’s letters to news outlets to achieve a broader audience.’ Dat is inderdaad een goede samenvatting van onze activiteiten. Hypatia neemt echter nooit een standpunt in het gender- of transdebat in, noch in eender welk ander debat. Dat is namelijk niet het doel van onze organisatie. Ons doel is wel toezien op de academische vrijheid, zoals trouwens uit het citaat van Verlooy zelf blijkt.   

 

Levensbeschouwelijke organisaties als ‘antigenderactoren’

Een derde categorie van antigenderactors vinden we volgens Verlooy bij de levensbeschouwelijke organisaties. En daar mag het Humanistisch Verbond het ontgelden. Zo lezen we dat in Kwintessens, de denktank van het Humanistisch Verbond, verschillende auteurs gekant zijn tegen het bestaan van gender, transgenderidentiteiten en LGBT+-rechten. Als voorbeeld wordt merkwaardig genoeg Jurgen Slembrouck gegeven, hoofd van de Vrijzinnige Dienst van de Universiteit Antwerpen en gedurende een korte periode ook werkzaam bij het Humanistisch Verbond. Verlooy verwijst onder andere naar dit artikel van Slembrouck. Nochtans schrijft Slembrouck daarin uitdrukkelijk: ‘Holebi's genieten in België precies dezelfde rechten als hetero's en dat is een goede zaak.’ Waar Slembrouck wel kritisch over is, is het uithangen van regenboogvlaggen en dergelijke aan scholen en gemeentehuizen. Dat symboliseert niet alleen de terechte en in eigen land gerealiseerde gelijkberechtiging van holebi’s en transgenders. Maar door de vlaggen uit te hangen aan overheidsgebouwen, wordt het regenboogactivisme beladen met overheidsmacht en krijgt het een dwangmatig karakter. Dat lokt weerstand uit. In een liberale rechtsstaat hebben mensen immers zelf de keuze om bepaalde levenskeuzes verschillend te waarderen. Om cohesie, die in een diverse samenleving nooit evident is, te handhaven, moet de overheid neutraal zijn. Anders zet het burgers juist tegen elkaar op, aldus Slembrouck. Wie dus goed leest, begrijpt dat Slembrouck allesbehalve een ‘antigenderactor’ is. Integendeel. Maar een kritische stem over hoe de weg naar de acceptatie van LGBT+-mensen het best loopt, is blijkbaar al een voldoende reden om in het ‘foute’ kamp geduwd te worden.  

En Slembrouck mag het nogmaals ontgelden. In november 2022 organiseerde de Vrijzinnige Dienst, geleid door Slembrouck, een lezingen- en debatcyclus over transgenderisme. Bij de aankondiging rees er al meteen protest tegen het initiatief. Merkwaardig genoeg waren de argumenten daarbij niet inhoudelijk, maar wel ideologisch van aard, zoals we eerder schreven op onze website. En ook bij Verlooy zien we dat. Niettegenstaande de bijzonder evenwichtige samenstelling van het panel – een evenwichtig panel samenstellen is absoluut geen sinecure, zeker niet bij enigszins ideologisch beladen thema’s – is het net die samenstelling waar Verlooy kritiek op geeft. Het panel bestond uit filosofe en De Standaard-columniste Griet Vandermassen, uroloog Piet Hoebeke (UGent), huisarts, gewezen politicus en directeur van het Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (Cebam) Patrik Vankrunkelsven, huisarts en Cebam-lid Marleen Finoulst, auteur Michaël Maerten en Fran Bambust, zelf trans vrouw. Verlooy vindt het opvallend dat slechts één trans persoon was uitgenodigd als spreker. De andere sprekers waren allemaal cisgender. Het is ten eerste al de vraag hoe Verlooy weet dat de vijf andere sprekers cisgender zijn. Heeft hij hen dat gevraagd? Bizar is het ook dat dat een criterium is om te bepalen wie geschikt is om uitspraken te doen over trans personen. Buiten Hoebeke (die reeds zeer veel trans personen geopereerd heeft), zat er volgens Verlooy niemand met ‘professionele expertise’ in het panel. Pardon? Gezien de rol van de huisarts in de transgenderzorg, is Patrick Vankrunkelsven per definitie een professional. Dat geldt ook voor Marleen Finoulst. Daarnaast werkte Vankrunkelsven recent ook mee aan wetenschappelijk onderzoek met peer review over het onderwerp. (Dat onderzoek dateert wel van na de thesis van Verlooy.) Verlooy verwijt Vankrunkelsven en Finoulst dat ze hoofdzakelijk focussen op de negatieve effecten van puberteitsremmers voor trans jongeren, terwijl dat argument volgens hem al vaak weerlegd werd. Om die uitspraak te staven, citeert hij één (!) publicatie. Een sterk staaltje onwetenschappelijkheid. De realiteit is echter dat het onderzoek naar de (langetermijn)effecten van puberteitsremmers bij kinderen nog volop bezig is. Ook van Griet Vandermassen, een feministische filosofe met een jarenlange onderzoeksexpertise in gendertopics, kunnen we moeilijk zeggen dat ze ‘geen professionele expertise’ heeft. Verlooy noemt Vandermassen bovendien ‘a central figure in the opposition of transgender rights’. (p. 29) Een argumentatie voor deze toch wel sterke uitspraak geeft hij volstrekt niet. En dat kan ook niet, aangezien Vandermassen zich altijd heeft uitgesproken voor de aanvaarding van trans personen. Op 28 augustus 2024 zal ze over het onderwerp trouwens opnieuw spreken op de Zomerschool Filosofie van de Katholieke Universiteit Leuven. Het klop dat Vandermassen een kritische stem is in de manier waarop transgenderzorg vandaag gebeurt. Maar die kritische blik is precies wat we van onderzoekers mogen verwachten. Overigens ondernam Vandermassen verschillende pogingen om in dialoog te treden met Rylan Verlooy. Ze mailde hem in januari – februari 2024 enkele keren met de vriendelijke vraag het gesprek aan te gaan en eventuele misverstanden uit te klaren tijdens een lunch bij haar thuis. (De mails werden doorgestuurd naar de auteur van deze tekst.) In debat met elkaar gaan, is tenslotte wat wetenschappers horen te doen. Maar Verlooy reageerde geen enkele keer. Tot slot sprak op de lezingenreeks ook cultuursocioloog Michaël Maerten, auteur van De schaduw van het feest. Een kritische bezinning op de LGBT+ Pride (2020).  

Verlooy noemt Het Humanistisch Verbond en de Vrijzinnige Dienst vervolgens in een adem met enkele diepchristelijke organisaties die ronduit vrouwonvriendelijk, antitrans en antigender zijn, zoals Biofides. En ook hier is het een raadsel wat deze actoren met elkaar te maken hebben …

 

Conclusie: een zoveelste polariserende indeling in ‘de goeden’ en ‘de slechten’

Verlooy verwijt de ‘antigenderactoren’ vakgebieden als genderstudies als een ideologie te zien. Helaas bevestigt hij dat oordeel zelf in de overtreffende trap. Antigenderactoren in België in kaart brengen kan best een interessant onderzoeksonderwerp zijn. Maar dan verwacht men uiteraard wel op zijn minst een antwoord op de vragen waarom die personen of organisaties als antigender beschouwd moeten worden, hoe de actoren zich tot elkaar verhouden en ook enige inbedding in de context van deze tijd. Maar niets van dat alles.

Verlooy maakt met zijn thesis een naïeve opdeling in ‘de goeden’ en ‘de slechten’, iets wat vandaag zo vaak het geval is in de Studies. Polarisatie wordt er voor de zoveelste keer mee in de hand gewerkt. Bij Verlooy zijn de ‘slechten’ dus de antigenderactoren zijn. Daarbij gooit hij alle thema’s op een onoverzichtelijke hoop: abortus, euthanasie, trans, gender, homoseksualiteit etc.  Wie de moeite neemt om op de door Verlooy veronderstelde ‘antigenderactoren’ wat dieper in te zoomen, ziet echter dat deze actoren zich vaak ofwel net inzetten voor de rechten van trans personen, homoseksuelen etc. (en dus eigenlijk ‘progenderactoren’ zijn) ofwel helemaal niets met het topic te maken hebben (zoals onze organisatie Hypatia).

Om even advocaat van de duivel te spelen: ergens is het begrijpelijk dat LGBT+-personen zo hevig reageren op kritische bedenkingen. De reactionaire krachten die ermee aan de haal gaan, zijn inderdaad wereldwijd aan een opmars bezig, zoals ook Griet Vandermassen in november 2022 al schreef in De Standaard. Irak bijvoorbeeld nam zopas een wet aan die homoseksuele relaties strafbaar stelt met een gevangenisstraf tot vijftien jaar. Ook operaties om van geslacht te veranderen werden door de wet strafbaar gesteld. Ook Europa kampt met een groeiende macht van ultraconservatieve christenen. Zij hebben geld, organiseren zich internationaal, hebben banden met extreemrechtse partijen en ijveren voor een Europa zonder LGBT+-rechten, zonder het recht op abortus, echtscheiding of anticonceptie. Ook in Vlaanderen is waakzaamheid geboden, zoals Apache aantoonde in een stuk over het duistere netwerk achter Dries Van Langenhove.       

Onderzoek zoals dat van Verlooy brengt echter geen beterschap, maar werkt integendeel verdere polarisatie in de hand. De reactionaire krachten zijn alleen maar gebaat bij schrijfsels zoals de zijne. Natuurlijk is Verlooy’s thesis maar één voorbeeld van deze Master in Gender en Diversiteit. Maar het is toch bedenkelijk dat iemand op basis daarvan een mastertitel kan behalen. Men zou kunnen denken dat de beoordelaars mild geweest zijn en hem met de hakken over de sloot hebben laten slagen. Maar nee: Verlooy heeft een doctoraatsbeurs gekregen en werkt nu aan een doctoraat aan de Universiteit Antwerpen …  

 

Dr. Astrid Elbers (Universiteit Antwerpen)

De auteur is kernlid van Hypatia