Genderneutrale voornaamwoorden: taalverandering of taalmanipulatie?

Gepubliceerd op 1 december 2024 om 20:39

In het taalbeleid krijgen de genderneutrale voornaamwoorden zoals die/hen/hun stilaan vaste voet aan de grond: de Nederlandse Taalunie geeft op haar website een uitgebreid overzicht. En ook op de website van de Vlaamse Overheid vinden we de nodige tips. Bij verschillende universiteiten is ‘genderinclusief communiceren’ een onderdeel van het diversiteitsbeleid. Maar wie zit daarop te wachten?

 

De kans is groot dat u het ook al een keer zag: iemand die zijn e-mail ondertekent met zijn naam, gevolgd door (hij/hem/zijn), (zij/haar/haar) of misschien wel (die/hen/hun). In het eerste geval identificeert de persoon zich als man, in het tweede als vrouw en in het derde als geen van beide. Dat draagt bij tot de ‘genderinclusieve communicatie’. Wanneer elke persoon aangeeft hoe hij wil dat er over hem gesproken wordt, schept dat een veilig klimaat voor transpersonen en non-binaire personen, is de redenering.

Ook in het Duits, het Zweeds, het Frans, het Engels … vinden gelijkaardige ontwikkelingen plaats. Het Frans bijvoorbeeld, kent het genderneutrale voornaamwoord ‘iel’ dat een samentrekking is van ‘elle’ en ‘il’. In 2021 werd dit woord opgenomen in het woordenboek Le Petit Robert. Sindsdien verhit het de gemoederen in Frankrijk. Zelfs Brigitte Macron toonde zich openlijk tegen

Genderneutraal schrijven in het Nederlands ziet er zo uit:

  1. Hier is Marie. Die (= Ze in ‘normale’ taal) gaat met ons mee.
  2. Waar is Marie? Ik heb hen (= haar) niet gezien.
  3. Marie heeft met vorige week diens (= haar) nota bezorgd. OF: Marie heeft me vorige week hun (= haar) nota bezorgd.

Geen effect op inclusie

Sofie Decock, professor Toegepaste Taalkunde (Duits) aan de Universiteit Gent, gaf op 25 november een gastlezing aan de Universiteit Antwerpen over haar onderzoek naar genderneutrale voornaamwoorden. Ze onderzocht ook de houding van het bredere publiek. Het bleek dat maar 24% van de mensen het eens is met de stelling Het Nederlands heeft genderneutrale pronomina nodig in de 3e persoon voor non-binaire personen.  

Het draagvlak om genderneutrale voornaamwoorden in te voeren in het Nederlands is dus klein. Het zou dan ook van een autoritaire houding getuigen ze te willen opleggen aan iedereen. En dat het daarnaartoe gaat, is niet denkbeeldig. Decock vindt immers dat de tolkstudenten deze voornaamwoorden niet goed genoeg onder de knie hebben. Ze formuleerde alvast enkele concrete voorstellen om daaraan meer aandacht te besteden tijdens de opleiding.  

Talrijke andere initiatieven die werden genomen om de taal inclusiever te maken, werden ondertussen overigens weer afgeschaft

Het plan is dus veel tijd en geld te besteden aan iets waar maar weinigen op zitten te wachten. Maar zullen genderneutrale voornaamwoorden de inclusie dan ten goede komen? Decock moest ons het antwoord schuldig blijven. En volgens ons is dat uiterst twijfelachtig. Een studie uit 2023 kon alvast geen effect vinden van genderinclusieve taal bij economische besluitvorming.

‘Trainers und Trainerinnen’

Talrijke andere initiatieven die werden genomen om de taal inclusiever te maken, werden ondertussen overigens weer afgeschaft. Sinds 2022 was  in Wallonië ‘inclusieve taal’ in administratieve teksten decretaal verplicht. Beroepen en andere titels moesten vanaf dan de vrouwelijke variant krijgen zodra er minstens één vrouw bij betrokken is. In juli van dit jaar maakte het Waalse regeerakkoord daar echter komaf mee en koos voor een taal die ‘begrijpelijk is voor iedereen’.

En enkele weken gelden werd het eerder ingevoerde genderneutrale hoge punt verboden in het onderwijs in Brussel en Wallonië. Geen ‘les étudiant.es’ meer dus. De schrijfwijze zou de lectuur bemoeilijken en zou het voor leerlingen moeilijker maken om de grammaticale regels te begrijpen.

Een kleine groep mensen die op een bepaald moment beslist dat onze taal er anders moet uitzien, is geen taalverandering, maar taalmanipulatie

Maar ook in een verder verleden werden al initiatieven tot genderinclusief taalgebruik genomen, met weinig succes. In Duitsland bijvoorbeeld, werd de laatste decennia van de twintigste eeuw geëxperimenteerd met de vervrouwelijking van beroepsnamen. Dus niet enkel ‘Trainers’ meer voor beide geslachten, maar ‘Trainers und Trainerinnen’. Het resultaat was niet zoals gewenst. Integendeel. De taal werd er juist mannelijker door, toonde wijlen professor taalkunde Madeline Lutjeharms (Vrije Universiteit Brussel) aan. In Feministering van beroepsnamen: een juiste keuze? waarschuwde ze ons in 1998 al voor eenzelfde vergissing in het Nederlands.

Volharden in de boosheid

Er zijn overigens ook talen zonder grammaticaal geslacht, zoals het Ests, het Fins, het Hongaars, het Turks, het Chinees en het Swahili (het Swahili heeft een complex gendersysteem). Als de redenering opgaat dat genderinclusief taalgebruik de samenleving meer inclusief maakt, verwachten we – andere invloeden daar gelaten – dat deze landen minstens vrij goed scoren op het vlak van inclusiviteit. Toch denk ik dat een non-binair persoon beter af is in België dan in pakweg Hongarije of Tanzania.

Waarom dan toch per se volharden in de boosheid? ‘Je kan taalverandering niet tegengaan’, stelde Decock. Maar dit heeft niets met taalverandering te maken. Taalverandering gebeurt organisch. Een kleine groep mensen die op een bepaald moment beslist dat onze taal er anders moet uitzien, is geen taalverandering, maar taalmanipulatie. ‘Orwelliaanse Newspeak’, zeg maar. De nazi’s en de communisten bedienden zich er ook al van.

 

Dr. Astrid Elbers

Universiteit Antwerpen

De auteur is kernlid van Hypatia